Ondertussen op de reservebank…

R: Is er ergens water?

D: In de bidons.

R: Is dat vers water, of is het nog van vorige week?

D: Geen idee. Ik heb ze niet gevuld, in elk geval.

R: Ik ook niet.

D: Dan zal het wel van vorige week zijn – LEKKERE BAL, RICHARD!

R: LEKKER HOOR!

D: Kut…

R: Die moet erin. Zo’n bal moet er toch gewoon in?

D: Het liefst wel, ja

R: Wat is er eigenlijk met je knie?

D: Ik ben met een wasmachine van de trap gevallen.

R: Oei.

D: Ja.

R: Dat moet je ook niet doen.

D: Nee. En jij?

R: Hamstring. Op de training. Verdomme, weer zo’n kutpass. PROBEER NOU TE VOETBALLEN, RIVIERWIJKERS!

D: TIJD, MARCO, TIJD!

R: Waarom zo onrustig? We peren alles blind naar voren.

D: Zij zetten druk voorin.

R: Ja, dat moeten wij ook eens doen. Wie heeft de shirtjes eigenlijk gewassen?

D: Geen idee.

R: Ze ruiken lekker.

D: O ja.

(Zwijgen.)

R: Dost weer vier keer gescoord gisteren.

D: Ja.

R: Toch vind ik hem te licht voor het Nederlands Elftal.

D: Ja, joh.

(Zwijgen.)

R: LEKKER RICARDO! TIJD!

D: TWEE METER!

R: RUG!

D: Verdomme…

R: Hij wordt niet gecoacht.

D: Hij moet eerder spelen.

R: Zeg, moet jij niet carnavallen?

D: Nee.

R: Je komt toch uit het zuiden?

D: Ja.

R: Mijn vriendin is naar haar geboortedorp met haar broer. Die heeft eergisteren te horen gekregen dat hij kanker heeft en nu staan ze ergens te hossen…

D: Jezus… Heftig. Is het te behandelen?

R: Weten ze nog niet – JA!

D: LEKKER HOOR!

R: LEKKER STEFAN!

D: Hèhè…

R: Wie gaf de voorzet?

D: Ricardo, geloof ik.

R: LEKKER RICARDO! Dat wordt de derde ronde.

D: Derde ronde? Is dit voor de beker?

R: Ja.

D: Ik dacht competitie.

R: Nee, beker.

D: O, oké.

R: Je moet erin.

D: Hè?

R: Barry hinkt.

D: (trekt trainingsbroek uit.) Waar staat ‘ie?

R: Geen idee. Centraal, geloof ik. Maar misschien moet je wisselen met Torpedo. Dus jij rechtsback, Arie naar het centrum en Torpedo rechtsvoor. Hebben we meer diepgang.

D: Spelen we 4-3-3 dan?

R: Ja, toch?

D: Ik dacht 4-4-2.

R: Wacht. Laat maar. Barry kan verder. Gelukkig.

D: O. (Trekt trainingsbroek aan.)

R: Ik ben gebeld gisteren. Willem van de zaterdag. Ze zijn bezig met een veteranenelftal.

D: Aha.

R: Ja.

D: Hoe oud ben jij eigenlijk?

R: 35. Jij ook toch?

D: 36.

R: Ach, we kunnen nog makkelijk mee.

D: Jawel, joh.

(Zwijgen.)

R: Het kakt een beetje in.

D: Misschien moeten we nog wat roepen. Gewoon wat random abstracte termen.

R: COMMUNICEREN!

D: KANTELEN!

R: LAAT DE BAL HET WERK DOEN! LOOPLIJNEN! NU WIJ, RIVIERWIJKERS! ZE WETEN HET NIET MEER!

D: Wauw. Dat doe je best overtuigend, eigenlijk.

R: Ik had in de jeugd drie zwakbegaafde trainers.

(Zwijgen.)

R: Nou, ik plak er gewoon nog een seizoentje achteraan. En jij? Jij gaat ook door?

D: Ligt er een beetje aan hoe het met de knie gaat.

R: Is het zo erg dan?

D: Ik ben met een wasmachine van de trap gevallen.

R: En net wou je nog invallen!

D: Ja, ik dacht, misschien valt het mee. Misschien kan het wel.

R: Mafkees.

D: Ja.

R: Ach, ik snap het wel. Het is veel te leuk om niet te doen. SCHEIDS! WAT IS DIT NOU, MAN!  Dat is toch gewoon een sliding op de bal? Waarom fluit die lul?

D: Het is afgelopen.

R: O ja. Nou, gefeliciteerd.

D: Ja, jij ook.