De Dader met het Moordwapen

‘Geen idee,’ knikte rechercheur Mulder naar de met bloed besmeurde  plastic pop die quasi nieuwsgierig uit een lichaamsholte van de overledene piepte, ‘hoe we dit aan de nabestaanden moeten vertellen.’ Agent Niewold haalde haar notitieblok tevoorschijn en wees naar een met bloed beschreven muur. ‘Kijk,’ constateerde ze trots, ‘een haiku.’
‘Een ollekebolleke,’ kwam Mulder naderbij, ‘zul je bedoelen.’
‘Wat?’ vroeg Niewold.
‘Ollekebolleke,’ stak Mulder een pijp op, ‘of Jiggery Pokery. Een in de jaren 70 uit het Engels taalgebeid naar het Nederlands overgewaaide versvorm. Twee keer vier regels, rijmschema ABCD EFGD, waarbij regel zes bestaat uit één woord met de klemtoon op – merkwaardig genoeg – de vierde lettergreep. Al met al erg arbeidsintensief en bepaald geen sinecure, daar het geheel de lezer op zijn minst een glimlach dient te ontlokken. Ik denk derhalve, klopte Mulder zijn pijp uit, ‘dat we de dader moeten zoeken in literaire kring.’
‘Interessant,’ raapte Niewold een door voornoemde slechterik verloren identiteitskaart van de grond, ‘daar had ik dus echt never nog nooit van gehoord.’

Een telefoontje, een arrestatie, een emotionele bekentenis en een veroordeling later, zaten Mulder en Niewold, nadat laatstgenoemde tot vier maal toe tevergeefs een uitsmijter had proberen binnen te houden, na een hoop vijven en zessen te wachten in de wachtkamer van een kliniek.
‘Wachtkamer,’ keek Mulder op zijn horloge, ‘de naam zegt het al.’
‘Ja,’ waardeerde Niewold het feit dat Mulder met haar was meegekomen en nam desondanks hopend dat hij verder zijn kop zou houden een oninteressant tijdschrift van een stapel.
‘Varens,’ knikte Mulder naar een stel bladplanten die in een hoek duidelijk al een tijdje geleden hun sfeerverhogende functies hadden neergelegd, ‘makkelijk in het onderhoud. In een lichtrijke omgeving zetten, regelmatig water geven en af en toe verpotten. Verder geen woorden aan vuil maken. Ze behoren tot een plantenfamilie die over de hele wereld verspreid is, vooral in bos- en wachtkamerrijke gebieden. Dat is het wel zo’n beetje.’
‘Ja,’ sloeg Niewold zonder die gelezen te hebben een bladzijde om.
‘Mijn ex,’ wees Mulder naar een nietszeggend schilderijtje, ‘heeft na de scheiding alle stillevens meegenomen. Waardeloze broddelwerkjes, maar desalniettemin wandversierselen. Vroeger-‘
‘Huaark,’ slaagde Niewold niet in haar opzet om met een nonchalante boer Mulder het zwijgen op te leggen. ‘Geeft niet,’ veegde Mulder het braaksel van haar trui, ‘dat zijn de zenuwen. Dat is, denk ik, heel normaal.’

‘Het zijn mijn zaken niet,’ parkeerde Mulder een medische ingreep later ’s avonds de Volvo bij Niewolds appartement, ‘maar wat ga je eigenlijk tegen je vriend zeggen?’
‘Wie zegt ik een vriend heb?’ staarde Niewold stuurs naar de lucht.
‘Aha,’ stak Mulder nog een pijp op, ‘op die fiets.’
‘Ik heb zin,’ knikte Niewold naar de sterrenhemel, ‘om met een bazooka al die sterren uit de lucht te knallen.’
‘Die zijn veel te ver weg,’ keek Mulder. ‘Dat haal je nooit.’
‘Nee, dat haal ik nooit,’ stapte Niewold uit de auto, ‘en zie jij ergens een bazooka?’