Fan

In de vierzits voor me (Den Bosch – Utrecht, nachttrein, halfleeg) zitten twee jongens en één meisje laveloos met hun telefoons te spelen. Ik lees laveloos een boek. Verderop ligt een vrouw waarschijnlijk laveloos te slapen. Haar benen bungelen in het gangpad. Een laveloze man, op weg naar de wc, manoeuvreert zich er met aandoenlijk veel moeite langs. Ik weet dat hij naar de wc gaat, want ik heb hem daarvoor ‘ik moet zeiken als een rietneger’ horen zeggen tegen een laveloze reisgenoot.

Het meisje met de telefoon vloekt, ‘die krijsende kuthoer heeft Roland Garros gewonnen.’
‘Wat?’ vraagt jongen 1 landerig.
‘Sharapova,’ spuugt ze, ‘ik haat die teef.’
‘O, die,’ zegt jongen 2, ‘verwaande muts.’

Kuthoer, teef, muts. Ik stop mijn boek in mijn tas en sta op.

‘Hoe noemde jij Maria Sharapova daar?’ informeer ik beleefd. ‘Wil je dat nog eens herhalen?’
Het meisje kijkt me aan of ik geschift ben. Ze is een jaar of 22 en ondanks het laveloze ziet ze eruit alsof ze psychologie studeert. De jongens kijken me ook aan alsof ik geschift ben, maar ik kan aan hun gezichten niet zien wat ze precies studeren.
‘Nou?’ dring ik aan.
‘Jezus gast,’ zegt jongen 1, ‘tief effe een eind op.’
Ik ga zitten op de vrije stoel, naast jongen 2. Jongen 1 zit nu tegenover me, het meisje naast hem bij het raam. Ik richt me tot haar.
‘Ik hoorde “kuthoer” maar misschien heb ik dat verkeerd verstaan.’
‘Nou,’ zegt ze met een mengeling van angst en woede, ‘ik heb het gewoon niet op haar en haar prinsessengedrag. Ze denkt dat ze heel wat is.’
‘Ja, vind je het gek,’ zeg ik, ‘ze heeft net Roland Garros gewonnen. Als ik net Roland Garros gewonnen had, dan zou ik ook denken dat ik heel wat was. Maar dat heb ik niet. Ik heb net in een theater naar een amateurmusical zitten kijken en me daar 90 minuten lang afgevraagd of mijn buurman last had van mijn stinkvoeten.’
‘Gast echt,’ zegt jongen 1, ‘wat moeten wij met die shit?’
‘Goed punt,’ geef ik ruiterlijk toe, ‘onnodige informatie, vergeet het.’
Jongen 1 is het zat. Hij pakt me bij mijn kraag en trekt me overeind. ‘Opflikkeren. Nu.’
Het meisje begint baldadig te worden, eigenlijk precies waar je dat soort meisjes hebben wil. ‘En ze kan geeneens goed tennissen. Dat zegt mijn leraar. Ze kan hard meppen, maar verder is het drie keer kut.’
Ik ruk me los uit de greep van jongen 1, duw hem terug in zijn stoel en ga zitten. ‘Haar arsenaal is inderdaad beperkt, haar stijl lijkt soms wat onbeholpen. Maar ze wint. Dat is haar kracht. Sharapova wint, omdat ze dat besloten heeft. Dat die leraar van jou dat niet ziet, daaruit blijkt dat het een prutser is.’
Jongen 1 grijpt met een hand mijn haar, met de ander trekt hij aan mijn shirt. Hij wil me wegsleuren, maar het shirt scheurt. Hij wankelt, kijkt even verbaasd naar het stuk textiel in zijn linkerhand en ziet derhalve mijn rechter niet aankomen. Ik raak hem vol tegen de zijkant van het hoofd. Hij stort in fases in elkaar, als een Twin Tower. Het begint boven en wervel voor wervel knikt hij langs zijn ruggengraat via zijn heupen, knieën en enkels in elkaar. Ik duw hem met mijn rechterarm in zijn stoel, de elleboog van mijn linker plant ik in het gezicht van jongen 2 die achter me in actie dacht te komen. Er breekt wat, ik weet niet of het bot of tand is. Er is in elk geval sprake van bloed- en bewustzijnsverlies.

De laveloze wc-ganger vraagt of het wat zachter kan. Ik wrijf over mijn elleboog en zeg dat het wat zachter kan.

‘Allemaal leuk en aardig,’ zegt het meisje met een blik op haar bewusteloze vrienden, ‘maar wat is nou eigenlijk je punt?’
‘Mijn punt is,’ zeg ik, ‘- en ik ben trouwens blij dat je dat vraagt, voor hetzelfde geld denk je “die gast is knetter, laat maar” – maar mijn punt is Ryan Gosling.’
‘Je bent knetter, laat maar.’
‘Een sexy man die achteloos immoreel geweld pleegt, die moet wel een enorm mooie en complexe psyche hebben. Daar steekt wat achter, zo’n man is beschadigd. Maar als ik dit doe, denk je: wat een krankzinnige lul, opsluiten en verder niet meer over hebben.’
‘Ja, en?’ Ze haalt een pak tissues uit haar tas.
‘Bij Sharapova is het, gek genoeg, andersom. Die speelt krachttennis. Ze wint niet vanwege haar talent, maar op karakter. Maar omdat ze mooi is, denk jij dat het een omhoog gevallen trut is. Was ze een gnoom geweest, dan had jij d’r op handen gedragen.’
Het meisje heeft een bal van tissues gekneed en probeert het bloeden van jongen 2 te stelpen.
‘Dat was je punt,’ zegt ze na een stilte.
‘Ja,’ zeg ik.
‘En daarvoor moest je mijn vrienden bewusteloos slaan?’
‘Ja. Eigenlijk had ik schroevendraaiers in hun oogballen moeten steken, maar die heb ik niet bij me.’
‘Hm,’ zegt het meisje. Het bloeden van Jongen 2 is min of meer gestopt. Ze wurmt de prop tissues tussen de lege bierblikken in de vuilnisbak. ‘Ik snap wat je probeert te zeggen, maar de vergelijking gaat ergens mank. Sorry dat ik het zeg.’
‘Ja,’ geef ik toe, ‘er loopt iets scheef, maar ik weet niet wat.’
Het meisje schuift haar armen over elkaar. ‘Lekker dan. Jij een kapot shirt en ik twee bewusteloze vrienden. En waarvoor? De nada.’ Ze kijkt stuurs uit het raam.
Ik kijk naar mijn gescheurde shirt, het bloed dat aan de bakkes van jongen 2 kleeft, het schaapachtige bewusteloze bungelen van het hoofd van jongen 1 en het meisje dat alweer verveeld op haar telefoon zit te kijken.
‘Ha,’ zegt ze ineens opgetogen, ‘hier staat dat haar tegenstander eigenlijk beter was.’
‘Ja,’ zeg ik, ‘maar Maria heeft gewonnen.’