De dader die geen blaam trof

‘Tjee,’ assembleerde rechercheur Niewold de in tientallen stukken gezaagde overledene tot een anatomisch correct geheel, ‘ik ben helemaal sprakeloos.’ Agent Van Hoepen stond in een zijbeuk van de kathedraal  en trok aan zijn onderlip. ‘Zeg,’ vervloekte Niewold binnensmonds de korpschef  die met deze passieve joker op de proppen was gekomen, ‘zou je niet eens wat aanwijzingen verzamelen?’ Van Hoepen peuterde een Fisherman’s Friend uit een zakje en stak hem in zijn mond. ‘Mmm,’ zei hij, ‘lekker.’
‘Daar,’ wees Niewold hem op een spoor. ‘En daar,’ knikte ze naar een aanwijzing. ‘En als je zo vriendelijk zou willen zijn om even een verband te leggen tussen die hint en dat bewijsstuk daar, dan komen we misschien vandaag nog achter de identiteit  van het slachtoffer.’
Van Hoepen slofte quasi-nonchalant de zijbeuk uit en inspecteerde semi-geïnteresseerd een rij klapstoeltjes.
‘Ik ken haar,’ zei hij. Hij knikte zo achteloos als hij kon in de richting van Niewolds postmortale legpuzzel. ‘Dat is de vrouw van mijn internetprovider.’
‘De vrouw van je internetprovider,’ herhaalde Niewold Van Hoepen.
‘Yep,’ zei Van Hoepen, terwijl hij met een bewaard stokje van een Magnum een stukje kauwgum onder zijn zool vandaan peuterde.
‘En die ken je hoe?’ kon Niewold zijn bloed wel drinken.
‘Via mijn internetprovider,’ zei Van Hoepen schouderophalend, ‘hij is met haar getrouwd.’

Een huiszoekingsbevel, een lugubere ontdekking in een garagebox, een stijf optreden in een misdaadprogramma, een klopjacht, een achtervolging in een zwarte Audi A1 die compleet met allerlei extra’s ook in andere kleuren leverbaar is, een arrestatie met veel vertoon, een door Kaps & Meulenbelt Advocaten ontdekte vormfout, een vrijspraak en een op gesteggel over kinderen gestrande affaire met een toevallig passerende collectant van de Hartstichting later, stond Niewold, na een in een verzoek tot overplaatsing uitgelopen handgemeen met Van Hoepen, in het kantoor van rechercheur Mulder op een keukentrapje en verving een lampje.
‘Pas op,’ hing Mulder in een hoek op de divan, ‘dat je bij het vervangen van het lampje niet van dat keukentrapje lazert, Niewold. Dan zijn we nog verder van huis.’
‘Zo,’ zette ze de schakelaar om, ‘nu kunnen we tenminste zien wat we zeggen.’
‘Kom,’ dronk Mulder zijn Fanta leeg, laten we een hapje gaan eten in Hier Had De Naam Van Uw Etablissement Kunnen Staan. Ik trakteer.’

‘Limburg,’ liet Niewold haar uitsmijter onaangeroerd, ‘breek me de bek niet open.’
‘Hunebedden,’ voldeed Mulder aan haar verzoek, ‘prachtig. Knap dat die oermensen toen al wisten waar later de provincie Drenthe zou ontstaan.’
Niewold keek naar hem. Naar zijn hoofd en zijn haren, de vanzelfsprekendheid waarmee hij op een stoel zat en voor het eerst viel haar iets op. Ze wist alleen niet wat.
‘Mulder,’ plukte ze de garnering van haar bord, ‘mag ik wat vragen?’
‘Uiteraard.’
‘Ben ik raar?’
‘Raar,’ bestelde Mulder meteen maar twee pinten bier, ‘wat is raar? Ik zeg altijd maar zo: je bent zo raar als je je voelt.’
Niewold schoot de garnering met een zucht tussen duim en wijsvinder de tafel over.
Ze proostten.
‘Weet ik veel,’ wees Mulder naar een man die al een kwartier door het raam naar binnen stond te loeren, ‘die man staat al een kwartier door het raam naar binnen te loeren. Kijk, dat vind ik nou raar.’
‘Die man,’ knikte Niewold, ‘die is me al een half jaar aan het volgen. Dat is gewoon een stalker.’
‘O, een stalker,’ nam Mulder een slok, ‘sorry, dat had ik niet gezien.’

Jacht op de Voortvluchtige

‘Noem me oud en sentimenteel’, trok rechercheur Mulder een vleesvork uit de oogkas van de verkoolde overledene, ‘maar ik vind het tragisch.’ Agent Niewold stond in een hoek van het park en richtte haar zaklantaarn op een DNA-spoor. ‘Een DNA-spoor,’ mompelde ze, ‘dat is wel heel toevallig.’
‘Ben jij niet een beetje jong,’ verscheen Mulder aan haar zijde,’om in afzondering voor je uit te staan mompelen?’
‘Een DNA-spoor,’ wees ze. ‘Het slingert van het bankje langs de rododendrons door de vijver via de wipkippen naar de kinderboerderij. Noem me achterdochtig, maar ik vind het te makkelijk.’
‘Achterdocht is goed,’ aaide Mulder, nadat ze de aan het eind van het spoor tussen de geiten verscholen jerrycan aan het forensisch team hadden meegegeven, een varkentje, ‘maar je kunt ook overdrijven.’

Een hit in de databank, een gewapende inval, een vuurgevecht, een lelijke misser van Mulder, een begrafenis van een voorbijganger in besloten kring, een tik op de vingers van de hoofdcommissaris en godzijdank een veroordeling later finishte Niewold, nadat een en ander zorgvuldig in de doofpot verdwenen was, op een verdienstelijke 415e plek in de marathon van Kopenhagen.
‘Tjee,’ gooide Niewold haar maaginhoud over de schoenen van Mulder, ‘ik heb me helemaal rot gerend.’
‘Hier,’ gaf hij haar een bidon water, ‘om op te drinken.’
‘Leuke stad,’ dronk Niewold, ‘eigenlijk zonde om er zo hard doorheen te hollen.’
‘Steden,’ stak Mulder met de hem zo kenmerkende zwier een pijp op, ‘een ratjetoe van wijken en buurten met een plaatsnaambordje ervoor. Net dorpen, maar dan groter.’
‘Kom,’ stuurde Niewold aan op hun vertrek, ‘laten we gaan.’

‘De hoofdcommissaris,’ nam Niewold de terugrit voor haar rekening, ‘wil me overplaatsen naar Maastricht.’
‘O?’ stapte Mulder zo nonchalant mogelijk uit de Volvo.
‘Ja,’ volgde Niewold zijn voorbeeld, ‘er is een rechercheurplek vrijgekomen en, nou ja, het is een kans.’
‘Maastricht,’ wandelde hij de stamkroeg binnen, ‘leuk. Daar heb ik ooit eens een keer op een praalwagen gestaan, in Maastricht. Hebben we nog een hoop bekijks mee getrokken. Zwaaien dat de mensen deden. Eigenlijk gek, als je erover nadenkt. Maar dat was vroeger. Toen deed je dat soort dingen.’
Niewold bestelde bier. Ze zwegen.
Buiten botste een hond tegen een parkeermeter.
‘Zeg,’ zette Mulder zijn lege glas op tafel, ‘had jij niet een zus die ook voor de politie werkt?’
‘Nee,’ rekende Niewold af met de barman, ‘ik heb een broer in de detailhandel.’
‘O,’ zei Mulder, ‘dan heb ik waarschijnlijk vreemd gedroomd.’